Je hebt onvermoeibare mensen. En vermoeiende mensen. Mensen met energie, die doorgaan en blijven lachen. En mensen zonder puf, die altijd moe zijn en willen slapen. Sinds twee maanden kan ik mezelf in dat laatste hokje plaatsen. Die van de vermoeiende mensen.
Hoeveel ik ook slaap, hoeveel ik ook sport, hoe gezond ik ook eet, hoe veel of hoe weinig ik ook doe, ik ben moe. Niet lui (want dat was ik altijd al) maar dood en doodmoe. Als mijn hoofd het kussen raakt (of zelfs als er slechts een matras of een schouder in het spel is) wordt er een slaapmiddel in mijn lichaam losgelaten. Het werkt snel en doeltreffend. Vechten heeft geen zin, de slaap overwint.
Vroeger was ik niet zo. Vroeger werkte ik het hele weekend en ging ik elke nacht laat naar bed. Vroeger ging ik nachtenlang door. Vroeger sliep ik minder en deed ik meer. Vroeger, toen ik jong was. De aftakeling is begonnen. Moet ik nou meer gaan slapen en meer rust nemen? Moet ik ontstressen en relaxen? Ik dacht het niet! Ik heb er genoeg van. Dokter, geef me maar een pilletje. Of een drankje. Of een spuit, I don’t care. Ik wil mezelf terug..